In mijn onlangs verschenen publicatie ‘Schaduwnatie. Een essay over de onvolkomen dekolonisatie van Suriname’, schrijf ik onder meer over de zwakten van het landsbestuur en de effecten hiervan voor de ontwikkeling van Suriname; zowel voor de instituties van het land als voor de bevolking. Tot deze zwakten moeten gerekend worden het bestuurskundig onvermogen bij landsbestuurders en hun gebrek aan leiderschapscompetenties die nodig zijn voor het verantwoord leiden van een jonge democratie in de 21ste eeuw. Een democratie, die gedeclameerd werd na enkele honderden jaren van kolonialisme en slavernij, met een qua kom af en cultuur hyperdiverse bevolking. Surinaamse politieke bestuurders doen hun werk bijna uitsluitend met een cocktail van macht, gefoezel en onwetend houden van een goedgelovige bevolking en altijd zonder aan die bevolking rekenschap af te leggen over het resultaat van dat werk. Het is een echo uit de Nederlandse koloniale tijd.
De huidige president lijkt dezelfde autocratische weg op te gaan als zijn voorganger, en doet drastische stappen. Op 14 september 2021 diende de regering, in casu de president, bij de DNA een ontwerpwet in voor een nadere wijziging van de Wet op Nationaliteit en Ingezetenschap. Volgens de memorie van Toelichting vanwege de toenemende behoefte aan het aantrekken van personen met uitzonderlijke kennis, ervaring of kwaliteiten voor het realiseren van de ontwikkelingsdoelen van Suriname en het Surinaams volk.
De regeling – als de DNA ermee instemt – is er dus niet voor een ieder en conform de bepalingen, niet toegankelijk op voet van gelijkheid, maar juist op voet van uitzondering. En de beoordeling van die uitzonderlijke kwaliteiten en dat staatsbelang, wordt niet belegd bij een niet partijpolitiek orgaan met kennis en verstand van zaken en met onafhankelijke toezichthouders, maar bij de president van de Republiek Suriname in hoogsteigen persoon. Bij benoeming van een dergelijk uitzonderlijk persoon, volgt van rechtswege, op het moment van de aanstelling of de benoeming, verkrijging van de Surinaamse nationaliteit. Aan het vereiste van woonachtig zijn geweest in Suriname voor meerdere jaren of naturalisatie door verlening bij wet of een beroep op Surinaamse origine (in de huidige Wet nationaliteit artikel 8: Nationaliteit en Ingezetenschap) hoeft niet langer voldaan te worden.
Er vindt dus voor deze wet een verschuiving plaats van de wetgever (DNA) met betrokkenheid naar de regering (de president). De president maakt zelf zijn wetten en gaat ze zelf uitvoeren. Tevens ontstaat in afwijking van het huidig geldend artikel 11 Wet Nationaliteit en Ingezetenschap, ook na het verlies van het ambt, dat in staatsbelang vervuld moest worden, een klasse aan presidentieel handpicked Surinamers, met alle rechten, die niet door het verkrijgen of behouden van een andere nationaliteit dan de Surinaamse, de Surinaamse nationaliteit behouden. Daar behoren alle rechten verbonden aan de nationaliteit, waaronder het passief en actief stemrecht en het recht op aanvraag van uitgifte van domeingrond bij. Er komt, naar de letter en de geest van het wetsvoorstel, geen ander oordeel, dan dat van de president. Het wetsvoorstel rept niet van een toets van het gedrag of de deskundigheid van de betrokken persoon anders dan het oordeel van de president. Ook zegt het wetsvoorstel niets over de mogelijkheid van bezwaar of beroep.
In ‘Schaduwnatie’ zeg ik over Surinaamse politici en de wetten die ze maken op bladzijde 52 het volgende: “Surinaamse politici hebben – net als hun koloniale Nederlandse voorgangers – zeldzaam veel moeite met het ontwerpen en invoeren van wetten die álle Surinamers beschermen. Hun wetgevingsreflex is dienstbaar aan het koloniaal belang, dat wil zeggen meer gericht op de behoeften en bescherming van de macht (hun eigen posities) dan op die van de gemeenschap die ze moeten dienen en beschermen. Als we ons de overheid voorstellen als de ouders en de gemeenschap als het kind, dan zien we ouders die wetten en regels maken die hen zelf beter beschermen dan hun kind. Vanuit een ontwikkelperspectief gezien, heeft dat kind geen kans op een goede toekomst. Geen kans op onafhankelijkheid, geen kans op erbij horen en zeker geen kans op het ontwikkelen van meesterschap.”
Met de huidige wetten hebben ingezetenen van Suriname, ongeacht of ze een Surinaams paspoort hebben of niet en ongeacht hun politieke opvattingen of tegenstellingen één ding gemeen: de keuze – soms moeizaam, soms eenvoudig – om hun kennis, kwaliteiten en ervaring, in te zetten voor de ontwikkeling van Suriname. Zonder de voorwaarden van wetgeving op maat en zonder daartoe handpicked te zijn door de president. Die keuze staat ook nu open, voor een ieder die bereid is de geldende wetgeving te accepteren en zou voor een ieder die ontwikkeling van Suriname oprecht voor ogen heeft, voldoende moeten zijn.
Waarom dan dit initiatief voor een nieuwe wet die – wanneer aangenomen en in werking gezet – ‘gewone’ ingezeten Surinaamse professionals met ambities op nog meer maatschappelijke achterstand gaat brengen? Welk en wiens belang gaat deze wet dienen? Hoe gaat deze wet zich verhouden met de nog niet nader gespecificeerde diaspora-ambitie van de regering? Heeft de president van Suriname zijn geloof in het eigen kunnen van Surinamers verloren of speelt er iets anders? Mijn gevoel (en er zit logica in gevoel!) zegt me dat er iets speelt dat te maken heeft met oppompen van 600.000 Surinaamse ingezetenen (van wie 140.000 een Nederlands paspoort hebben!) naar het magische 1.000.000 dat ik de president net iets te vaak hoor noemen. Mijn gevoel zegt me ook dat dit ‘iets’ te maken heeft met in sommige Surinaamse politieke kringen bestaande opvattingen over wie (welke soort mensen!) voor de ontwikkeling en toekomst van Suriname er toe doen en wie niet, over fresh capital dat onbelemmerd moet gaan binnenstromen en over voorbereiden van de partij van de president op verkiezingen van 2025 of eerder. (Geconfronteerd met zijn uitspraak over vervroegde verkiezingen en de machtsambitie van zijn partij, beweerde de heer Santokhi wat anders dan iedereen via internetbeelden kan natrekken). Mijn meerjarige ervaring met onvoorspelbare processen zegt me dat de heer Santokhi geen benul heeft in welk krachtenveld hij Suriname en Surinamers brengt met zijn nieuwe wet.
Bij aanname van dit wetsvoorstel kunnen de vloedsluizen van neokolonialisme en geldwitwasserij (al dan niet door Surinamers in diaspora) open, de president heerst alleen (denkt hij) en krijgt de mogelijkheid om in plaats van het kiesstelsel, het electoraat naar zijn hand te zetten. Zonder inkijk, controle, behoorlijke voorwaarden of gelegenheid voor correctie. De droom van iedere autocraat.
Dat was niet waar Surinamers naartoe wilden toen ze afstand deden van de vorige regering die ook geleid werd door een autocraat, en wijkt ernstig af van de route die en het landschap dat de huidige president Surinamers in zijn verkiezingscampagne beloofde.
De vragen die 51 Assembleeleden binnenkort naar eigen beroepseer en geweten zullen moeten beantwoorden zijn:
- Of ze de vertegenwoordigers zijn van het Surinaamse volk dat hen rechtstreeks koos of dat ze de volgers zijn van een president die herhaaldelijk heeft aangetoond het met zijn beloftes aan zijn kiezers en volk niet nauw te nemen.
- Of een dergelijke verschuiving van het in artikel 3 lid 3 van de Grondwet aan hun eigen orgaan toegekende bevoegdheid, uitgehold, uitgezonderd, afgezonderd en voor uitzonderingen naar oordeel van een enkele functionaris, toegelaten en goedgekeurd zou moeten worden.
Terug naar waar(op) Suriname nu staat. Het fundament van de staat Suriname heeft hinder van koloniale rot. Zonder dat te (h)erkennen en accepteren, kan de rot niet opgeruimd worden en kan er geen beter én gemeenschappelijk fundament gelegd worden en samengewerkt aan houdbare ontwikkeling! Op dit moment heeft Suriname – vanwege die koloniale rot – op zo wat elk maatschappelijk gebied serieuze kwesties. Kwesties die een gezonde maatschappelijke ontwikkeling belemmeren. Kwesties die – in de basis – duurzaam aangepakt en opgelost kunnen worden met locale professionals en antikoloniale (politieke) bestuurders en leiders, ervaren en vakkundige procesmanagers, en niet te vergeten een praktisch handvat voor good governance. En misschien en op deelgebieden externe ervaring en deskundigheid met postkoloniale transculturele transformaties. Voor het overige zijn – met zoveel clutter in the house – geen door de president geselecteerde ‘ personen met uitzonderlijke kennis, ervaring of kwaliteiten’ nodig die daarboven ook nog een Surinaams paspoort behoeven! Beginnen met de aanname dat ‘personen met uitzonderlijke kennis, ervaring of kwaliteiten’ niet in Suriname voorhanden zijn, creëert een self fulfilling prophecy (we zullen het nooit goed doen, want van buiten is beter). Waarom? Omdat de aanname voorbijgaat aan wat binnen de zone van de naaste ontwikkeling van onze gemeenschap mogelijk is. Daarom zijn autocratische leiders een hinder; ze onderschatten de gemeenschappen die ze leiden en ze overschatten hun eigen probleemoplossend vermogen. Eigenlijk zijn autocratische leiders gekooide mensen die te gericht zijn op machtsbehoud om dat te beseffen; ze leiden niet naar meesterschap en autonomie!
NB voor dit artikel gebruikte ik ook publieke teksten en inzichten van Antoon Karg, een Surinaamse advocaat en lid van de Surinaamse politieke partij PRO. Uiteraard is dit artikel geheel mijn verantwoording!
Beste Filia,
Dank voor de scherpe en heldere analyse! Sad but time will tell.
LikeLike